Het is maar een spel, en nee, we gaan niet achter de vossen aan die zich pas weer in ons land hebben gevestigd. In plaats daarvan mag je pijlen zoeken die op het asfalt zijn getekend, en lintjes volgen als we over onverharde grond gaan. Deze aanwijzingen volg je op de fiets. Onderweg staan zes gekleurde emmers waarin je een bijpassende knijper mag gooien. Aan het einde van de route staat een rood-witte paal, de “vos”, waar je een ring overheen mag gooien.
Klinkt simpel, toch? Maar let op, er doen zeer getrainde fietsers mee, en het gaat behoorlijk snel. Bovendien zijn er medeweggebruikers waar je goed op moet letten. Het is dus makkelijk om een pijl of zelfs een emmer te missen, en dat kost je punten.
Vandaag was de vierde jacht, en ik deed weer mee. Gisteren had ik 60 km onverhard in Soest gereden, dus ik was goed geoefend. Om 08:00 uur stapte ik in de kou op de fiets, op weg naar de start. Er stond een stevige wind en het was 0,5 graden, maar het beloofde mooi weer te worden, zonder regen. Na 45 minuten kwam ik aan bij de start, waar de eerste jagers al aanwezig waren. Snel inschrijven en een half kopje koffie genomen. Mijn maatje was er ook al, en al gauw hadden we het over hoe mooi het gisteren was en wat we volgende week zouden doen. Over vandaag wisten we nog niets, dus daar hadden we nog geen verhaal over.
Bij de start nam de voorzitter het woord en vertelde hoe mooi de jacht van vorige week was. Daarna namen de uitzetters van deze dag het woord. De route was mooi uitgezet en er zat veel land in… oeps, niet mijn favoriet, maar goed, ik doe het mezelf aan, ik hoef niet mee te doen.
Meer dan 50 mannen en vrouwen zochten hun fietsen op en namen plaats op het fietspad, om vervolgens begeleid te worden naar de start. En BAM, daar gingen we! De teller kwam al gauw op 40 à 42 km/u en de groep waar we achteraan gingen reed nog wat harder. Na 4 km, al buiten adem, gingen we het eerste stuk land in. De bagger viel wel mee, al was het glad. Zonder dat er een emmer stond, kwamen we weer op het asfalt en de snelheid ging gelijk weer omhoog, zelfs te hoog. Mijn hartslag ging ver boven mijn max, maar ik kon mijn maatje nog net bijhouden, al dacht hij zelf dat hij een brommer was. Zo pikten we andere jagers op en vormden we een kleine groep achterblijvers, maar gelukkig waren er nog meer achterblijvers achter ons.
Ik kan de hele rit wel beschrijven, maar ik volsta met te zeggen dat we door de bagger reden en hard over het asfalt. Wat anders was dan de andere keren, was dat we tweemaal bijna moesten kruipen onder een viaduct door, waarvan we gelukkig een foto hebben.
Na meer dan 40 km begon de finale. Mijn maatje dacht nog steeds dat hij een brommer was, soms zelfs een motor. Het gas ging open en met volle snelheid gingen we richting de vos, waar we de ring om de paal konden gooien en bijkomen van de laatste sprint van zeker 5 km. Na afscheid van de “brommer” nam ik nog snel een chocomel in het clubhuis, dat vol zat met jagers. We waren zeker niet de eersten.
Toen weer op huis aan, nog even 18,5 km peddelen. Dat ging niet vanzelf; ik was helemaal naar de vaantjes, of zoals anderen zeggen, naar de maan, bijna dood.
Ik wou dat ik een brommer was!