

Toen ik na lange tijd weer ging fietsen, (het was in 2000, dus best lang geleden) wist ik niet beter dan dat een fietshelm niet verplicht was. En eerlijk gezegd, zo’n helm zat gewoon niet lekker. Ik dacht meteen terug aan mijn jeugd: toen moesten we van die harde leren riempjes op ons hoofd dragen, zogenaamd voor de veiligheid. Geen pretje. Dus bij mijn eerste ritjes dacht ik: geen helm voor mij!

Toen zat ik nog in de “fietsen zoals het vroeger ging” modus. Iedereen moest voor mij aan de kant, rood licht? Ach, dat gold toch alleen voor auto’s? En een fietsbel… waarom? Je kon toch gewoon roepen of fluiten? “Zo, en nu opzij!” riep ik dan tegen mensen die hun best deden om een bochtje te nemen. Tsjonge jonge, wat een zielepoten op dat smalle fietspad. Een beetje opschieten, mensen!
Maar ja… wat een stress was dat. Gelukkig leerde ik op een dag écht fietsen. Toen heb ik toch maar een helm gekocht. En een fietsbel. Roepen deden we vanaf dat moment alleen nog om elkaar te waarschuwen: “Pas op voor, tegen of paaltje!” En ja, ook ik stop nu keurig voor een verkeerslicht. Als het écht rood is, hé.
Tegenwoordig maken we kilometers met plezier. Op smalle paden wachten we gewoon even. We hebben zelfs dagverlichting zodat anderen ons goed zien. Natuurlijk gaat er wel eens iets mis, en dan zeg je gewoon: “Sorry!” In de grote stad betekent dat heel vaak “Sorry”. Sorry dat ik hier fiets. Sorry dat jullie met megagrote fietstassen naast elkaar blijven rijden. En sorry dat wij dat nu juist níét doen. Braaf hè?
Trouwens… ik ben wél benieuwd wat er allemaal in die tassen zit. Geheimen? Snacks? Of gewoon… drie broeken en een watermeloen? Een helm misschien?